Paul ter Heyne's Blog

Ter leering ende vermaeck

Het raadselachtige van de economie

 Hoewel boze tongen beweren dat economie slechts een a priori wetenschap is, niet veel meer dan wiskunde, waarin geen a posteriori waarheden gevonden kunnen worden die ons iets leren over de werkelijkheid, heb ik deze wetenschappelijke discipline altijd zeer fascinerend gevonden. Evenals geschiedenis trouwens, dat natuurlijk bij uitstek een a posteriori wetenschap is, maar om chaostheoretische redenen ook veel moeite heeft met voorspellen. Synthetische oordelen a priori, in de zin van de Duitse filosoof Immanuel Kant, lijken niet mogelijk in deze vakgebieden. De val van de Duitse muur heeft geen enkele geschiedkundige voorspeld, maar achteraf is alles natuurlijk perfect te verklaren. Geschiedenis ontrolt zich en een bepaald aspect van geschiedenis, de economische geschiedenis, doet dit natuurlijk ook.

Hoewel het wezen van de economie hetzelfde blijft, verandert haar toestand, of beter, haar structuur voortdurend. De economische wetenschap wordt steeds ingewikkelder, omdat haar subject, de individuele economieën van landen en de totale wereldeconomie, vooral onder invloed van de voortschrijdende techniek steeds weer verandert. Ook het kader waarbinnen het economische leven zich afspeelt, ik noem slechts de juridische en politieke omstandigheden en denk met name aan de convergentionele vormgeving van de EU, verandert steeds. Fenomenologisch lijkt het steeds ingewikkelder te worden, nooit simpeler.

Het mag dus eigenlijk niemand verbazen, dat ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen in de wereldeconomie, economen in eerste instantie met lege handen staan, of met de mond vol tanden, als je het wat cynischer wil uitdrukken.

Geen enkele econoom heeft een overtuigend antwoord op de huidige economische crisis, een ontwikkeling die inmiddels algemeen wordt aangeduid als ‘de credit crisis’.

‘We weten het even niet,’ zegt ex-minister van economische zaken en econoom Wouter Bos even eerlijk als deemoedig in een interview met de Volkskant. Een oud-docent van mij, dr. Arjo Klamer, op zichzelf een interessante en eigenzinnige econoom, sloeg de bal aan het begin van de crisis finaal mis, door te roepen dat er eigenlijk niets aan de hand was. De ellende zou zich alleen aan de ‘moneysite’ van de economie afspelen, waar de speculanten en gokkers zich doen gelden, de financiële dubbelkant van de echte economie. Welvaart heeft uitsluitend betrekking op de productie kant. Als we goederen hebben, zijn we welvarend en die goederen mogen best 100 euro kosten, als we maar een salaris van honderd hebben, sterker nog, ze mogen ook 10.000 euro kosten als we maar een salaris hebben van 10.000 euro; wat maakt het uit?

De financiële economie is slechts het spiegelbeeld van de werkelijke economie, het domein waar tot dan toe nog steeds goed gepresteerd en geproduceerd werd. Ergo: voor Arjo Klamer was er geen vuiltje aan de lucht. En velen gingen met hem mee. Het was een relatieve outsider, Willem Middelkoop, een hts-er in de richting confectie-industrie, die hem de schellen van de ogen deed vallen.

Middelkoop verwachtte dat de bankencrisis weldegelijk zijn weerslag zou hebben op de reële economie en kreeg gelijk. In Pauw en Witteman gaf hij een bankdirecteur een lesje in bancaire economie. ‘De ING, Fortis en ABN-AMRO zijn heel solvabele banken’ beweerde deze in het tv-programma vlak voor de pleuris uitbrak. Het was destijds een geruststellende mededeling die deed denken aan Colijn:‘Gaat u gerust slapen, de banken waken over uw geld.’

‘Banken zijn per definitie instabiel,’ zegt Middelkoop. Banken hoeven maar acht procent van het vermogen dat ze hebben uitgeleend aan te houden ter dekking van alle uitstaande risico’s. Als een bank plotseling afschrijvingen moet verrichten, bijvoorbeeld tengevolge van een verslechterende hypothecaire situatie in de Verenigde Staten, kan zo’n bank al snel in moeilijkheden komen te verkeren.

Verlies gaat direct ten koste van het eigen vermogen. Een voorbeeld. De ING bank, een wereldbedrijf, in de dubbele betekenis van het woord (vooral de Postbanktak) had aan het einde van 2008 een balanstotaal van 1,4 miljard tegen een eigen vermogen van grofweg 30 miljoen. Dat wil zeggen dat er iets meer dan 2% eigen vermogen stond tegenover het totale vreemd vermogen. Dat was te weinig en niet volgens de afspraken, vandaar dat Bos moest ingrijpen. De bank is voorlopig gered. Maar rustig slapen was er niet bij. Want stel dat er zich nog meer tegenvallers zouden aandienen? Investeringen in Griekse staatsobligaties, zoals we gezien hebben, of Spaanse bouwprojecten… Het kan zomaar verkeren, dat er weer 20 miljoen moet worden afgeschreven. Dan resulteert misschien een eigen vermogen van 10 miljoen. Volgens de veiligheidmarges van de Nederlandse Bank zou de bank in dat geval nog maar 125 miljoen mogen uitlenen. Dat is een geheel ander bedrag dat in 2010 in de grootte van 1,4 miljard uitstond.

Ik heb het nu over de ING als voorbeeld, maar in feite geldt dit verhaal voor alle banken. Vandaar dat banken er nu alles aan doen het geld binnen te houden. Hun strategie is veel winst maken, om hun eigen vermogenspositie te versterken, hetgeen hun makkelijk afgaat gezien de huidige Euribor standaarden en de rentes in de landen die de euro als betaalmiddel hebben. Want natuurlijk helpt de Europese Centrale Bank (ECB) een handje mee, overtuigd dat ze zijn dat de banken een cruciale rol spelen in de nationale economieën en ondanks de nog steeds exorbitant hoge bonussen die men elkaar daar in het bankwezen toespeelt. (De topman van Goldman Sachs, de Amerikaanse bank die volop in de media kwam door de hoge bonussen, vindt in al zijn arrogantie nog steeds dat banken een maatschappelijk belang dienen en zei zelfs dat ze het ‘werk van God’ doen.) Ik kom hier later nog op terug.

Het verbeteren van hun vermogens positie staat dus voorop. Aan de ander kant proberen de banken zo min mogelijk geld uit te lenen en het geleende wat ze uit hebben staan, terug te bedelen. Persoonlijk heb ik meegemaakt dat een Duitse bankier mij opbelde met de vraag of ik het resterende bedrag waarop ik notarieel recht had nog op zou eisen. Ik zei hem dat ik nog wel zou zien wat ik doe en dat hij daar geen flikker mee te maken had. Maar wat ze bij mij als particulier doen, doen de banken in sterkere mate met bedrijven.

Leningen die uitstaan, aan bouwbedrijven bijvoorbeeld, werden vroeger vanzelfsprekend verlengd. Nu zeggen banken keihard tegen bouwbedrijven of ze het geld op de vervaldatum even kunnen terugstorten. Bouwbedrijven leven bij de gratie van krediet, een huis is immers geen pond koffie. Voor hen komt het als een soort overval. Degene die niet terug kunnen betalen leggen het loodje. Bij de solvabele aannemers verschrompelt het werkkapitaal en als gevolg daarvan blaast men veel projecten af. Een minderheid gokt erop dat de bank niet durft te executeren en blijven bij de boude opmerking:‘Denk u écht dat wij het geld zomaar op de plak hebben liggen?’.

Er is zo veel geleend de afgelopen tijd; wij willen het niet meer weten. Het was de motor van onze welvaart. De financiële wereld bestuurde met zijn tentakels onze economie. We voeren er wel bij en vonden het goed zo, al werden we was blasé. Maar nu heeft iedereen even genoeg van het consumentisme en velen zijn bang om insolvent te worden. Aankopen worden uitgesteld en dat doet zich gevoelen. De horeca, de energiesector en de toeleveranciers van halffabricaten en eindproducten in de chemische en maakindustrie hebben het meeste omzetverlies.

De banken zeggen geen ja of nee tegen een nieuwe kredietaanvraag of herfinanciering. Ja, willen ze niet, om redenen die ik hiervoor uiteen heb gezet, en nee kan de indruk wekken dat ze insolvabel zijn of niet liquide, dan wel dat ze afstand doen van hun wezensactiviteit, namelijk het uitlenen van geld. Daarom hebben ze de neiging om tijd te rekken als iemand een krediet aanvraag indient, of ze stellen aanvullende voorwaarden waarvan ze weten dat er niet aan voldaan kan worden. Dus er gebeurt er niks. De economie bevriest, er is geen geld om wat te doen. De kredietcrisis heeft zijn effecten op de reële economie. Dat hadden we toch kunnen weten twee of drie jaar geleden? Economie is zeer reflexief en allesbehalve monocausaal. Natuurlijk heeft het financiële zijn weerslag op de werkelijke economie, zoals het mentale zijn weerslag op de fysieke gezondheid kan hebben.

Het aardige is dat in de visie van Middelkoop en zijn soortgenoten, zoals Eric Makkink ‘deflatie in aantocht’ ook weer te extreem blijken. Er zijn steeds meer tekenen dat deflatie allesbehalve in aantocht is. Het doemscenario dat Makkink in 2008 in zijn boek naar voren wordt gebracht zal zeer waarschijnlijk ook niet uitkomen, al was het alleen maar omdat deflatie zich gemakkelijk laat bestrijden door de geldpers harder te laten draaien. Maar het te groot worden van de geldvoorraad is nu juist een van de oorzaken geweest van de crisis. Daarom moeten landen nu bezuinigen, een verder negatieve impuls voor de economie. Dus zijn er ook economen die roepen: nu is het wel genoeg, stimuleren en meer geld uitgeven! Het wordt tijd dat er ook een grondige hervorming plaats heeft binnen de wetenschap die economie heet. Want dat er daar ook een crisis heerst, is al jaren duidelijk.

© Paul ter Heyne, Valencia 2011

 

Comments are closed.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

[Top]