Spanje heeft crisis aan zichzelf te danken
Een land waar bestuurders spookvliegtuigvelden kunnen bouwen, zou de EU geen verwijten mogen maken, schrijft Paul ter Heyne die in Spanje woont. ‘In gesprekken over de crisis vindt niemand dat de Spanjaarden niets te verwijten valt.’
De Spanjaard heeft weinig op met rationaliteit
Caspar Janssen schreef in de Volkskrant van 22 december een interessant artikel over de crisis in Spanje, maar hij gaat voorbij aan een aantal zwakke plekken in de Spaanse economie. Had hij die wel benoemd, dan zou er behoorlijk wat kunnen worden afgedongen op zijn conclusie: het is onrechtvaardig en slecht dat de Spanjaarden moeten bloeden voor wat er niet deugt aan Europa en voor de onnavolgbare logica van de internationale financiële wereld. Dit nog los van het feit dat de Spanjaarden als geen ander hebben geprofiteerd van Europa, ja zelfs van ‘wat er niet deugt’ aan Europa.
Om te beginnen is de logica van de internationale financiële wereld niet zo onnavolgbaar als Janssen denkt. Als Berlusconi zijn terugkeer in de Italiaanse politiek aankondigt, stijgt de rente op Spaanse staatsleningen. Dat is waar. De financiële markten zijn op de korte termijn grillig, onder invloed van sentimenten en niet te voorspellen gebeurtenissen. Maar op de langere termijn signaleren markten het goed of slecht functioneren van een bedrijf of de economie. Meestal doen ze dit eerder dan politici of economen. Duitsland heeft een relatief gezonde economie en wordt beloond met een negatieve rente op staatsobligaties. Dat voor Spanje het omgekeerde geldt, is niet vreemd.
Hand in eigen bezoem
Ik woon en werk in Spanje, en in de gesprekken die ik over de crisis voer komt één aspect nooit aan de orde: de suggestie dat de Spanjaarden niets te verwijten valt. Sterker nog, veel Spanjaarden vinden dat zij hun hand in eigen boezem moeten steken en doen dat ook.
In het dagblad El País liet onlangs iemand van de Madrileense denktank Instituto Elcano er geen twijfel over bestaan dat de oorzaken van de crisis vooral binnenlands zijn in plaats van extern. Hij verwees in de eerste plaats naar de waanzin van de onroerendgoedbubbel. Het deed hem deed denken aan Márquez’ Kroniek van een aangekondigde dood. Het enige onbekende element was wanneer het zou gebeuren.
Daarnaast wees hij op factoren die deels ook door Janssen worden genoemd, maar dan zijdelings, zoals het mismanagement van de regionale banken; het absolute gebrek aan langetermijnvisie van de gehele politieke klasse en de gespannen verhoudingen tussen de Partido Popular (PP) en de Socialistische Partij (PSOE). Want de Spaanse samenleving is in hoge mate gepolitiseerd en gepolariseerd. In die context konden dingen gebeuren die je in een soap nog niet voor mogelijk zou houden.
Weerstand
In 2011 ging in heel Spanje de maximumsnelheid naar 110 kilometer per uur, voornamelijk om op energie te bezuinigen. De PSOE-regering verving de 120-kilometerborden op alle autowegen van het land. Maar na één maand werden de borden van 110 kilometer alweer weggehaald. Er was te veel weerstand in de samenleving.
Een ander voorbeeld is het Spaanse schuldenvoetbal. Politici lijken niet in staat dat aan te pakken, of misschien zijn ze daar wel toe in staat, maar willen ze er hun vingers niet aan branden. De gezamenlijke Primera Division staat voor 3,5 miljard euro in het krijt. En niet alleen bij banken. De belastingschuld is 752 miljoen euro, naast 550 miljoen aan socialezekerheidspremies. Dat Spaanse clubs tot de beste ter wereld behoren, heeft dus niet alleen met sportiviteit te maken.
Als laatste noem ik het spookvliegveld van Castellón. Burgemeester Carlos Fabra (PP) vond dat zijn stad niet hoefde onder te doen voor Valencia en Alicante, en bouwde een compleet nieuwe luchthaven. Vlak voor de gemeenteraadsverkiezingen werd de luchthaven met veel tamtam geopend en Fabra werd met absolute meerderheid van stemmen herkozen. Na de verkiezingen kwam echter aan het licht dat de luchthaven van 150 miljoen geen vergunning heeft om vluchten uit te voeren, iets dat erg zou zijn, ware het niet dat geen enkele vliegmaatschappij bereid is naar Castellón te vliegen.
Nu, twee jaar later, lopen op de landingsbaan nog steeds konijntjes rond en blijkt dat het paradepaardje van de PP niet voldoet aan de technische vereisten. Wel prijkt op de rotonde voor de hoofdingang een 24 meter hoog standbeeld van Carlos Fabra. Kosten: 300 duizend euro. Soortgelijke spookvliegvelden tref je aan in Ciudad Real en Huesca en soortgelijke verhalen zijn er over andere projecten en politici (ook socialisten) en het stuitende is dat de meesten gewoon weer worden herkozen alsof er niets aan de hand is. Dan moet er wel iets mis zijn met de politiek.
Belabberd onderwijs
Ten slotte noem ik nog een ander structureel probleem: het belabberde talenonderwijs en het lage niveau van wiskunde op middelbare scholen. Dit is niet alleen mijn eigen ervaring, ook een onderzoek, in 2011 uitgevoerd door de IEA, leidde tot deze conclusie. Dat dit slecht is voor de handel en de geavanceerde industrie hoeft geen betoog. Als je vier moderne talen spreekt, ben je al gauw een talenwonder in het land dat het van toerisme moet hebben.
Janssen looft de Spaanse productiviteit, maar Spanje produceert weinig technisch hoogwaardige producten. Zo bestaat het overgrote deel van de Spaanse autofabrieken uit assemblagevestigingen van buitenlandse producenten, zogenoemde schroevendraaierfabrieken. Die leveren banen op, maar werk met een hoge toegevoegde waarde is dat niet.
Basisonderzoek, het ontwerpen van nieuwe modellen, de marketing – zaken waarvoor wel hoogwaardige kennis nodig is – geschiedt in de hoofdkantoren, en die staan niet in Spanje, maar bijvoorbeeld in het Duitse Kassel.
Rationaliteit
Dat talen, logica en wiskunde slecht scoren in Spanje heeft een sociaal-culturele achtergrond. De Spanjaard heeft weinig op met rationaliteit. Ook uit de woorden van Caspar Janssen kan iets dergelijks worden opgemaakt als hij het heeft over liefdevol werken, aardig zijn, zorgzaam zijn, kortom: over fantastische kwaliteiten waarmee de Spanjaarden ontegenzeggelijk zijn behept, maar die inderdaad moeilijk in het economische efficiencymodel passen.
De Spanjaard lijkt alle tijd te hebben. Hij praat graag en veel, het liefst over oppervlakkige zaken zoals sport. Dit vermogen tot small talk maakt hem gemakkelijk in de omgang, maar de keerzijde is dat er nauwelijks over politiek of filosofie gepraat wordt. Opmerkelijk is dat het land maar weinig vooraanstaande filosofen kent. Als we Averroes buiten beschouwing laten, geniet alleen José Ortega y Gasset enige bekendheid in het buitenland en dat is niet eens een systeemfilosoof. Wie het boek De Zwarte Renaissance van Chris van der Heijden gelezen heeft, leert bovendien dat de Spaanse niet-rationaliteit historisch diep geworteld is.
Het is maar de vraag of deze structurele verschillen op de korte termijn kunnen worden opgelost. Het is ook zeer de vraag of dat wel moet, want Janssen heeft gelijk: het land moet zo snel mogelijk uit de crisis komen, maar waarom zou het op Nederland moeten gaan lijken? Misschien is het daarom verstandig binnen de Europese muntunie toch een of ander devaluatiemechanisme in te bouwen dat zuidelijke Europese lidstaten zo nu en dan de gelegenheid biedt uit de financiële wurggreep van het Noorden te geraken.
De Volkskrant OPINIE – Paul ter Heyne − 09/01/13, Opinie