‘Alphen’ komt voort uit individualisme
‘Alphen’ komt voort uit individualisme
Bloedbaden als in Alphen aan den Rijn komen vooral voor in hoogontwikkelde, individualistische landen.
Het bloedbad dat de 24-jarige man zaterdag aanrichtte in winkelcentrum De Ridderhof in Alphen aan den Rijn wordt door vrijwel alle media een ‘incident’ genoemd. Een ‘incident’ is een onvoorziene gebeurtenis, een storend voorval, iets dat eens in de zoveel tijd voorkomt en waarbij we niet te lang stil moeten blijven staan, omdat je er nu eenmaal toch niets aan kunt doen. Columnisten verzekeren ons dat eenieder die in deze met een verklaring durft aan te komen volledig de weg kwijt is. Enkele dagen na het voorval in Alphen lijkt Nederland het over één ding eens: dit incident moeten we zo gauw mogelijk vergeten, zodat we weer kunnen overgaan tot de orde van de dag.
Maar is dit wel zo? Is hier echt sprake van een incident? Of duidt dit voorval op een nieuw fenomeen waarvan we er nog meer kunnen verwachten? Mij lijkt het wel degelijk zinvol langer bij het dramatische voorval in Alphen aan den Rijn stil te staan. Puur vanuit een filosofische invalshoek, zonder het gras voor de voeten weg te maaien van sociologen of psychologen, maar wel om ze aan te sporen.
Zij zouden bijvoorbeeld kunnen bekijken in hoeverre de 24-jarige man uit Alphen aan den Rijn overeenkomsten vertoont met bijvoorbeeld de waxinelichtgooier, de damschreeuwer en de automobilist die met Koninginnedag tegen De Naald reed.
Zelfs een leek kan hier gemakkelijk verbanden herkennen. Zo zijn het allemaal jonge mannen ergens tussen de 20 en 40 jaar. Ze zijn eenzaam, introvert, depressief, contactgestoord, obsessief, aberraties die in samenlevingen met meer cohesie veel minder voorkomen. Er lijkt geen haat in het spel te zijn of het moet haat zijn tegen alles en iedereen. Als er haat in het spel zou zijn, zou je meer doelgerichtheid verwachten of aansluiting bij een organisatie. Eerder lijkt het op een totaal gebrek aan empathie en een objectivering van het subject.
Hoewel de invloed van computerspelletjes en de voortdurende consumptie van tv-programma’s met grof geweld moeilijk te bewijzen schijnt, is de constatering interessant dat dit soort gedrag in het Nederland van vóór grofweg 2010 niet voorkwam, ja zelfs als ondenkbaar werd beschouwd. Uitwassen zoals in Alphen aan den Rijn kwamen alleen voor in de moderne en vooruitstrevende Verenigde Staten en een verklaring was ook al gauw gevonden: de wapenwetgeving aldaar, een verklaring die door de gebeurtenis in Alphen aan den Rijn in een opmerkelijk daglicht is komen te staan.
‘Should (shoot) happen’, zoals de US Riffle Association het vaak met een grapje afdeed, is hier in zoverre bewaarheid geworden dat het in Nederland dus ook kan gebeuren.
Na de VS volgden Duitsland en Finland. Dat laatste land werd in de aanloop van 2010 voor het eerst meermalen opgeschrikt door schietincidenten met een suïcidaal en willekeurig karakter. De VS, Duitsland, Finland, en nu Nederland. Het valt niet moeilijk te constateren dat deze landen voorop lopen in ontwikkelingen als individualisering. Als sociologen of antropologen deze landen zien als de vooroplopende, meest moderne en geavanceerde staten ter wereld, die in maatschappelijke ontwikkelingen het voortouw nemen, dan is er ook in dit opzicht veel secundair onderzoek te doen.
Dan ligt het voor de hand te veronderstellen dat er geen sprake is van een incident, maar van een nieuwe ontwikkeling die ook andere landen vroeg of laat zal treffen en dit roept weer vragen op als: genereren dit soort landen meer dan evenredig daders met het hierboven genoemde profiel? En, zo ja, is het fenomeen geworteld in de individualistische cultuur van die landen?
De constatering dat het perverse gedrag alleen in ‘hoog geciviliseerde’ landen voorkomt en in andere niet, duidt erop dat het sociologisch bepaald is. Als het inderdaad een kwestie blijkt van cultuur dan hebben schietclubs er niet veel mee van doen. Dan moet je eerder kijken naar opvoeding en naar de omgang in gezin, op school en in verenigingen.
Bij Nederlandse verenigingen valt meteen op dat zij steeds meer moeite hebben met het werven van vrijwilligers en bestuurders. Zij hebben nauwelijks tijd te investeren in zaken die verder gaan dan sport en spel, zoals het aanleren van een moraal of respect voor elkaar.
Ik heb het geluk in twee landen te hebben gewoond. Ter afsluiting enkele sprekende voorbeelden van het verschil in cultuur tussen Nederland en Spanje, een land waarin gebeurtenissen zoals in Alphen aan den Rijn naar mijn stellige overtuiging vooralsnog ondenkbaar zijn, net zo ondenkbaar als u van uw eigen zoon ook weet dat hij zoiets nooit, maar dan ook nóóit zal doen.
Op de Spaanse voetbalclub van mijn zoontje wordt een medespeler door een één jaar oudere speler in de kleedkamer geslagen, niet hard, maar toch. De trainer krijgt dit te horen en op de volgende training moet de hele ploeg nablijven. Tijdens de daaropvolgende training spreken alle ouders voortdurend over het incident en laten hun afkeuring duidelijk blijken. Na de training spreken zowel de voorzitter als de vice-voorzitter het team meer dan een half uur toe over wederzijds respect, tolerantie, teamgeest en wat dies meer zij. Er wordt met sancties gedreigd als herhaling zich voor mocht doen. Ondenkbaar in Nederland.
Eind 2006 scheldt Wesley Sneijder scheidsrechter Ruud Bossen uit voor ‘tyfushond’, nadat een week eerder een andere Ajacied een grensrechter al uitgescholden had voor ‘kankerneger’. Coach Henk ten Cate verdedigt Sneijder en scheldt de scheidsrechter in de rust uit voor ‘moraalridder’, op agressieve wijze en tot tweemaal toe, terwijl de camera’s draaien en duizenden jeugdige spelers naar hun favoriete sportprogramma kijken. De KNVB die twee weken eerder een campagne was begonnen en overal in de clubkantines posters had laten ophangen met ‘respect’, vond het niet nodig maatregelen te nemen tegen de coach van Ajax. Ondenkbaar in Spanje.
Laten we meer geld voor sociologisch onderzoek vrijmaken, Alphen afdoen als een incident betekent een gemiste kans.
PAUL TER HEYNE − 15/04/11, De Volkskrant