Paul ter Heyne's Blog

Ter leering ende vermaeck

Oogstfeest in Bourgondië

“I don’t give a shit’, zegt Pierre Jaboulet-Vercherre met een stem die aan Peter Sellers doet denken. Achter de microfoon staat een kleine man met pretogen. Hij geniet van de situatie van het moment en doet denken aan een onverlaat die op het punt staat zijn snode plannen uit te voeren. Er klinkt gemor in de zaal.

Met ongeveer 80 genodigden viert Maison Jaboulet-Vercherre elk jaar het begin van de jaarlijkse wijnoogst. Haar beste afnemers, van waar ook ter wereld, zullen ‘les vendanges’ inluiden, door morgenvroeg zélf de snoeischaar ter hand te nemen.

Maar zeven uur is wel érg vroeg! Te meer daar men nu nog – het is al bijna twee uur – wordt vastgehouden met het dessert en een lange toespraak. (Vanwege de aanwezigheid van de Russische TV wordt elke zin ook nog eens simultaan vertaald.) Maar Pierre Jaboulet-Vercherre reageert resoluut. Wie niet voor zijn hotel staat, mist letterlijk de bus en daarmee zijn deelname aan de unieke pluk die uiteindelijk zal resulteren in een wijn met het jaar 2000 op het etiket.

De gastheer weet dat hij streng kan zijn. Er zijn er die flinke bedragen zouden willen betalen om dit mee te mogen maken. Maar deze genodigden, zijn gasten, worden niettemin het hele weekend door hem vrijgehouden. Voor de  eerste copieuze maaltijd, met veel van de beste Bourgognes van het huis Jaboulet-Vercherre, heeft hij reeds getekend.

Dat deze wijnpluk toch niet helemaal serieus genomen kan worden, blijkt wel uit het feit dat men de volgende morgen in een 54 jaar oude wijngaard wordt gestuurd. Op het programma staat een pluk tot zes uur ‘s avonds, met tussen de middag een twee uur lange pauze voor een solide ‘repas’. Veel van de ‘vendangeurs’ zijn echter net zo oud als de wijngaard, zodat iedereen zich afvraagt hoelang men hier zal krom staan. De organisatie zal toch niet uit het oog verliezen dat deze folklore wel leuk moet blijven?

Pierre Jaboulet-Vercherre klimt op een tractor en legt de menigte uit hoe er geknipt dient te worden. Alleen de volle druiventrossen, want binnen drie weken volgt er een tweede pluk. Rotte druiven en te veel grijze schimmel dienen te worden weggeknipt. In tegenstelling tot de ‘pourriture noble’, de edele rotting, die onder andere gebruikt wordt voor dessertwijnen, is ‘Pourriture gris’ ronduit schadelijk. Olala! Een dikke Russische vertaler, met een lange jas die een pastoor niet zou misstaan, probeert zijn evenwicht te bewaren en trekt de oenoloog bijna van de trekker.

Iedereen krijgt plastic handschoenen uitgereikt, een emmer en een ‘sécateur’ (snoeischaar). Daarna krijgt men per twee personen een rij toegewezen. De tweede begint tien meter verderop, op praatafstand. De ochtenddauw zorgt echter voor een gedempte atmosfeer. Iedereen lijkt onder de indruk van dit speciale moment. De eerste druiven voor de wijn in het nieuwe millennium worden geplukt op de Côte de Beaune. De zon breekt door de sluierbewolking en raakt de heuvelrug van de Cote de Nuit. Hier en daar een oud landhuis en heel in de verte een gehucht. Voor de rest druiven, druiven en nog eens druiven.

Het verzamelwerk naar de grote laadbak blijft voorbehouden aan stevige Franse jongens. Zij steken met hun grote plastic manden op hun rug voortdurend boven de druivenranken uit. De plukkers rekken af en toe hun rug, maar zijn meest verscholen achter de wijnstokken. Wie een emmer vol heeft, gaat overeind staan en schreeuwt: ‘porteur’. De drager doet er goed aan meteen het juiste gangpad uit te zoeken, want volgeladen kan zo’n rugmand wel een gewicht van 60 kilo bereiken. Moet hij dwars de wingerd over, dan krijgt hij het moeilijk. Temeer daar hij zijn laatste krachten zal moeten gebruiken om zijn vracht weer te lozen. Daartoe moet hij met volle mand een korte ladder beklimmen die tegen de laadbak staat. Vervolgens tilt hij zijn rechterbeen op zodat hij zich met een ruk naar voren kan buigen. Het heeft een beetje weg van iemand die overgeeft, ware het niet dat druiventrossen over zijn hoofd de laadbak in vliegen. Het komt wel eens voor dat zo’n ‘porteur’ zijn evenwicht verliest en met mand en al mee de laadbak ingaat. Geen pretje, want zo’n berg druiven begint al gauw te gisten. Vandaar dat men er zo nu en dan kleine hoeveelheden sulfiet over sprenkelt.

Een van de genodigden, een man uit New York,  laat zich een mand op zijn rug binden. Dit maakt hem mobieler en geeft hem de gelegenheid om met iedereen een praatje te maken. Toch houdt hij zich het meest op in het gangpad van een mooie Russische dame. Even later ziet gastvrouw Nicole hem dronken bewegingen maken tussen de druivenstokken. Enkele Russen hebben zijn mand tot de rand toe volgegooid. Met zweetpareltjes op zijn voorhoofd lijkt elke stap op weg naar de laadbak er één te veel. Verbaasd, maar ook een tikkeltje ondeugend, roept de gastvrouw:’Are you carrying?’ waarop de Amerikaan moeizaam antwoord dat hij uiteraard ook ‘dit’ gevoel deelachtig wil worden.

Toch zal niemand van hen ooit te weten komen wat het betekent om in het naseizoen dag in dag uit met druivenpluk bezig te zijn. Want tegen half elf worden er etiketloze flessen witte wijn uitgereikt en doet men zich tegoed aan grote ronde broden met zalm of gerookte ham. Daarna wordt er hooguit nog een uurtje geplukt. Als Pierre in de gaten krijgt dat zijn gasten steeds meer lopen te ouwehoeren grijpt hij in. Iedereen mag terug naar zijn hotelkamer om daar eventueel een dutje te doen. Bourgondië ten voeten uit.

Als alles meezit zullen de vandaag geplukte Pinotnoirdruiven over vijfentwintig dagen omgezet zijn in wijn. Maar het zal dan nog wel even duren voordat deze wijn in flessen gebotteld wordt met het jaar 2000 op het etiket. Zo wordt de oogst van 1999 bijvoorbeeld pas in februari 2001 gebotteld. Pierre wil niet zeggen wat het voor een wijn gaat worden, in ieder geval geen Crémant de Bourgogne, maar ook geen Château de la Commaraine.

Château de la Commaraine  is het paradepaardje van de domeinen Jaboulet-Vercherre. Deze wijn is vernoemd naar een kasteel dat reeds in 1112 is gebouwd door de tweede graaf Eudes van Bourgondië. Het  ligt midden tussen de wereldberoemde wijngaarden van Pommard. Jaboulet-Vercherre heeft hier haar belangrijkste wijnmakerij gehuisvest. Maar ook de familie zelf heeft er haar intrek genomen. Een ideale plek om te leven, vindt Pierre. Hij houdt vooral van de oude kapel naast het kasteel. Waar eens godsdienstige verering plaatsvond, liggen nu, in de stille duisternis en tussen dikke muren, de grote Bourgognes te rijpen tot ze op het Château gebotteld worden.

Maison Jaboulet-Vercherre stamt eigenlijk uit de Rhônevallei. Het beroemde huis werd in 1834 opgericht in Tain-L’Hermitage. Tijdens de ellendige eerste kwart van de vorige eeuw verbleef de familie korte tijd in Canada. Pas in 1920 verhuisde Jaboulet-Vercherre naar Bourgondië, waar Pierre zijn grootvader in die tijd voor een appel en een ei enorme stukken grond aankocht in Beaune en Pommard. Dat was een gouden zet, al kon grootvader Jaboulet-Vercherre destijds nauwelijks vermoeden, dat de wijn uit deze streek aan het einde van zijn eeuw ‘bijna niet meer te betalen’ zou zijn. Want dat is tegenwoordig de heersende opvatting, niettegenstaande het feit dat ze nog steeds gekocht wordt.

Hetzelfde wordt trouwens al jaren gezegd van de grote wijnen uit de Bordeauxstreek. Over de oorzaken zijn de meningen verdeeld. De Japanners zouden Grand Cru-gek geworden zijn. De Russische maffia zou speculeren met de grote wijnhuizen. In een situatie waarin de Euro maar blijft dalen en de Roebel uit het diepste dal aan het klimmen is, lijkt het aankopen van dergelijke wijnen voor Russische markt sowieso interessant. Hoe dan ook, topwijnen uit de Bourgogne worden evenals die uit de Bordeaux (een gebied dat 26 keer meer wijn produceert) steeds zeldzamer. De wereldbevolking mag zich dan verdubbelen, de domeinen in de Bourgogne en de Bordeaux zullen in omvang altijd dezelfde blijven. Er is maar één Bourgogne, en daaraan hangt zo’n naam van traditie en kwaliteit dat de wijn er bijna onder bezwijkt.

Toen Pierre enkele jaren geleden het roer van zijn vader Michel Jaboulet-Vercherre overnam (die op zijn beurt zijn vader in 1955 was opgevolgd), was hij zich bewust van de unieke positie die hij ging innemen. Zo’n métier is welbeschouwd een roeping, en het brengt als vanzelf liefde voor geschiedenis en traditie met zich mee. Vandaar ook het jaarlijkse druivenplukken met de dierbare afnemers. Vandaar ook het gulle feestmaal in de kelders van Savigny-les-Beaune. Gekostumeerd wel te verstaan, want het mag dan tegenwoordig een tikkeltje oubollig overkomen, ook dát schrijft de traditie voor. In het programma staat ondubbelzinnig: “Au Domaine Jaboulet-Vercherre, cette fête est toujours costumée. Nous sommes sûrs que vous trouverez le costume correspondant à votre merveilleux caractère’’. Men heeft dus weinig keus. Juist degene die niet meedoet, zal vanavond in zijn hemd staan.

De tafelschikking is met zorg gekozen. Op de borden, nauwelijks vindbaar tussen een woud van gepoleerde glazen, liggen speciaal voor deze gelegenheid gedrukte menukaarten, voorzien van ieders naam. ‘Paulée des vendanges 2000’ staat erop de voorzijde. Iedereen die binnenkomt schuift de tafels langs op zoek naar zijn of haar plaats. Het kan niet anders of de gastheer en zijn vrouw hebben tijdens het druivenplukken goed op de onderlinge verhoudingen gelet. Mensen die elkaar nauwelijks kennen complimenteren elkaar en beginnen meteen druk te kletsen.

De man uit New York komt binnen vermomt als Russisch legerofficier, dit keer gebukt onder een indrukwekkende hoeveelheid decoraties. Hij mag plaatsnemen naast iemand die verkleed is als bruid en is blij verrast, als blijkt dat dit de mooie Russin is, waarbij hij die morgen in het gevlij wilde komen.

‘Do I scare you?’ vraagt hij haar beleefd.
‘Ja, u haalt ons trauma weer naar boven.’
‘Dan moet u bij die man tegenover zijn, die kan u misschien helpen…’ De Amerikaan wijst naar iemand die verkleedt is als dokter.
‘Ik zal je genezen!’ zegt de dokter in gebrekkig Engels.
‘Ja, ook dát kennen we…’ zegt de Russin.

In het bijvertrek staat een leger van bedienden klaar om onder leiding van niemand minder dan chefkok Jean Crotet de gasten in hoog tempo van eten en drinken voorzien. De een na de andere wijn wordt in- en later voortdurend bijgeschonken. Natuurlijk is dit meteen een goede gelegenheid de wijnen van het huis te promoten. Toch heeft deze bijeenkomst met een wijnproeverij niet veel van doen. Er wordt flink op los gevierd en er is geen mens die de wijn zal terugspuwen. Of het moet die ene Deen zijn, die verkleed als slaapwandelaar zijn hoofd reeds na het voorgerecht gênant laat hangen. Slaapgebrek zegt hij zelf, maar zijn collega uit Zweden, met een grote gele pompoenmuts op zijn hoofd, weet wel beter. Waarom is hij na het druivenpukken dan niet gaan slapen, in plaats van zich te vermaken in de lobby van het hotel?  Hij heeft al meer gedronken dan aan druiven geplukt…

Pierre zelf is verkleed als ‘le Prince Sixte de Bourbon-Parma’. Zijn eega Nicole draagt een excentrieke, zwartgesluierde, maar vooral brede hoed; een gevaar voor de vele wijnglazen die om haar heen staan opgesteld. Pierre loopt naar de microfoon en zal zijn gehoor, alsook zijn Russische vertaler, de  komende driekwartier behoorlijk op de proef stellen. Voor wat, hoort wat, want ook in Bourgondië gaat alléén de zon voor niets op. Nadat hij uit zijn hoofd de hele geschiedenis van Bourgogne, van Frankrijk, ja zelfs van heel Europa de revue heeft laten passeren kan het feest beginnen. Met een glas Pommard 1er Cru “Clos de la Commaraine” 1969 (Domaines Jaboulet-Vercherre) in zijn hand, brengt hij een toast uit op zijn internationale vrienden en heft hij de Babourguignon aan. Zijn armen gaan omhoog en draaien heen en weer. Iedereen gaat staan en doet hem na. Wie niet meedoet staat alsnog in zijn hemd. ‘La-la-la-la-lalalala-lala’ klinkt het door het gesloten gewelf.

© Paul ter Heyne, oktober 2000

 

Comments are closed.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

[Top]